Digitale transformatie

Theme

De digitale transformatie biedt grote kansen voor de culturele en creatieve sector op het gebied van productie, distributie, consumptie en archivering. Deze pagina biedt een kwantitatieve inventarisatie van gegevens die reeds beschikbaar zijn om inzicht te krijgen in de manier waarop digitale transformatie de sector en de verschillende domeinen daarbinnen verandert.

Samenvatting

Digitale transformatie in de cultuursector is niet nieuw, maar is mede door de coronapandemie wel in een versnelling terechtgekomen. Deze transformatie biedt grote kansen in de vorm van nieuwe, aanvullende en verrijkende mogelijkheden op het gebied van creatie, distributie, publieksbereik, consumptie en archivering. Tegelijkertijd zijn er belemmeringen die het verduurzamen van de digitale transformatie in de weg kunnen staan, zoals een gebrek aan investeringsvermogen en kennis.

Een inventarisatie van beschikbare gegevens over digitale transformatie laat op de eerste plaats zien hoe verschillend dit proces is voor de verschillende domeinen binnen de culturele sector. Daarnaast lijken op dit moment vooral gegevens beschikbaar over de inzet en het gebruik van digitale technologieën, en in mindere mate over hoe dit organisaties daadwerkelijk en fundamenteel ‘transformeert’. Hier meer inzicht in krijgen is één van de ambities in de doorontwikkeling van deze thema-analyse.

Introductie en belang van het thema

Een tentoonstelling die je vanuit huis kon bezoeken via een op afstand bestuurbare robot. Een adventskalender met achter elk vakje een digitale mini-voorstelling. Festivals op een imaginair eiland of in een virtueel hotel. Het zijn slechts enkele van de vele creatieve manieren waarop de cultuursector tijdens de lockdowns van 2020 en 2021 digitaal werk met een groot publiek bleef delen. Hoewel digitale transformatie voor de Nederlandse cultuursector zeker niet nieuw is – een van de eerste livestreams ter wereld was naar verluidt zelfs een concert in Groningen in 1994 – zorgde de coronacrisis wel voor een grote versnelling hiervan. Sindsdien staat het thema hoog op de agenda.

In het gesprek over dit thema worden zowel de termen ‘digitalisering’ als ‘digitale transformatie’ gebruikt, vaak met verschillende definities. In navolging van DEN – Kennisinstituut cultuur & digitale transformatie – spreken we op deze pagina zoveel mogelijk over de digitale transformatie in de cultuursector, waaronder verstaan wordt:

Digitale transformatie is een continue verandering van de gehele organisatie, gedreven en ondersteund door het toenemend gebruik van digitale technologieën. De kern van transformatie is een verandering van het businessmodel. Hoe de organisatie waarde aan haar klanten kan blijven leveren is daarbij de hoofdvraag. De transformatie raakt daarbij alle facetten van een organisatie, zowel de cultuur, strategie, processen, relaties en vaardigheden van de medewerkers. (Jansen et al. 2022 in DEN 2022).

De kansen van deze digitale transformatie voor de cultuursector zijn groot. Digitalisering biedt talloze nieuwe mogelijkheden voor de creatie en productie van kunst en cultuur, of om de ervaring van bestaande kunstvormen te verbreden, te verdiepen of te verrijken. Het maakt cultuur toegankelijk voor geheel nieuwe doelgroepen, zoals mensen die niet zelf naar een culturele locatie kunnen of willen komen, buitenlandse bezoekers of jongeren voor wie de virtuele wereld een tweede thuis is. Digitalisering opent nieuwe (internationale) samenwerkingsmogelijkheden, biedt verdienmogelijkheden buiten het fysieke product en maakt het mogelijk de cultuur die nu gemaakt wordt ook voor toekomstige generaties te bewaren (DEN 2022, Raad voor Cultuur 2022).

Groot zijn evenwel ook de uitdagingen. Zo constateerde de Raad voor Cultuur in september 2022 dat het ‘de overheid en de culturele en creatieve sector [ontbreekt] aan een langetermijnbeleidsvisie op de digitale transformatie van de sector’. Een ander risico is dat de sector snel terugkeert naar de situatie vóór corona: vooral gericht op de fysieke ervaringen. Een derde uitdaging is dat geld en de benodigde (technische) kennis beperkt beschikbaar zijn, waardoor mogelijk vooral grotere organisaties van digitalisering kunnen profiteren. De huidige energie- en inflatiecrisis kan bovendien de financiële ruimte voor digitale investeringen verder onder druk zetten. Samenwerking binnen de sector is dan ook vereist: om kennis en techniek voor iedereen beschikbaar te maken en de kosten te kunnen delen. Ook is er op dit moment nog een te grote afhankelijkheid van enkele grote (commerciële) platforms (met daarbij onder meer zorgen over privacy en autonomie), verdienen makers onvoldoende aan digitalisering en is het culturele bestel hier nog niet goed op ingericht (Raad voor Cultuur 2022).

Om deze knelpunten aan te pakken, deed de Raad voor Cultuur zes aanbevelingen aan in het bijzonder de Rijksoverheid en de sector (Raad voor Cultuur 2022). Daarnaast vinden er momenteel verschillende ontwikkelingen plaats die de digitale transformatie van de cultuursector helpen bestendigen en versnellen. Zo gingen begin 2022 de door de Rijksoverheid gefinancierde Innovatielabs van start: projecten waarin verschillende partners samen experimenteren met nieuwe kennis, technologieën en werkvormen om de cultuursector wendbaarder te maken. Van de zestien projecten die in de eerste ronde zijn geselecteerd, zijn er verschillende gericht op digitale transformatie. In september 2022 opende daarnaast cultuurloket DigitALL: een driejarige samenwerking tussen private fondsen, de VriendenLoterij, de overheid en kennispartners als DEN, Art-up en Cultuur+Ondernemen. Doel van dit loket is om met geld en kennis culturele instellingen te ondersteunen die ‘hun publieksaanbod of contact met het publiek willen versterken door inzet van digitale technologie’.

De komende jaren wordt de inzet op de digitale transformatie verder geïntensiveerd. In mei 2022 kondigde staatssecretaris Uslu aan de Innovatielabs een vervolg te geven en daarnaast ruim vijf miljoen euro te investeren in het ‘versnellen en ondersteunen’ van de digitale transformatie in de culturele en creatieve sector (Uslu 2022a). In november 2022 kondigde de staatssecretaris daarnaast verschillende aanvullende stimuleringsmaatregelingen aan: zo krijgt DEN structureel meer subsidie om de sector in de digitale transformatie te steunen, worden bijdragen aan DigitALL en een scholingsregeling verlengd en worden voorzieningen voor de toegankelijkheid van digitaal erfgoed versneld uitgerold (Uslu 2022b).

De huidige inzet op de digitale transformatie, de grote kansen die het biedt en de uitdagingen die daarvoor overwonnen moeten worden, maken het tot een belangrijk thema om te monitoren. Deze pagina draagt daar op een voornamelijk kwantitatieve manier aan bij, en biedt een inventarisatie en bespreking van data die inzicht geven in de digitale transformatie van de verschillende domeinen binnen de culturele sector. Daarbij wordt (waar mogelijk) steeds aandacht besteed aan de invloed van de digitale transformatie op de aspecten productie, distributie, consumptie, publieksbereik en archivering.

Deze eerste versie van deze pagina zal in de komende jaren verder worden ontwikkeld, aangevuld en geactualiseerd, om daarmee een steeds beter beeld van de digitale transformatie van de cultuursector te bieden. Enkele wensen en ideeën voor toekomstige aanvullingen zijn reeds verzameld in de afsluitende sectie ‘Conclusie’. Niettemin zullen er ook aspecten van de digitale transformatie zijn die op deze kwantitatief ingestoken pagina buiten beeld zullen blijven. Onder de sectie ‘Meer weten over het thema Digitale transformatie?’ verwijzen we daarom door naar plekken waar meer informatie over dit thema is te vinden.

Digitale transformatie per domein

Architectuur

Het grootste deel van de architectenbureaus ziet digitale transformatie als grote kans (BNA 2021, Rutten 2021), terwijl 98 procent van de architectenbureaus digitalisering als (zeer) belangrijk beschouwt (Derix et al. 2022). Misschien wel de grootste kans ligt in de mogelijkheid om de samenwerking tussen verschillende partners in de bouwketen – zoals architecten, opdrachtgevers, consultants en aannemers – te versterken. Dat verhoogt onder meer de efficiëntie en stabiliteit van het bouwproces en verlaagt de benodigde tijd en kosten. In de praktijk zijn de digitale toepassingen die architecten het meest gebruiken, dan ook gericht op digitaal samenwerken. Zo maakt 76 procent van de architectenbureaus gebruik van Bouw Informatie Management (BIM), werkt 42 procent via cloud collaboration samen met ketenpartners en koppelt 25 procent ontwerpen digitaal aan de productielijnen van de fabrikant (Rutten 2021). Daarnaast wordt ook collectief aan digitale samenwerking in de sector gewerkt. Zo is in 2019 het programma digiGO gestart, waarin de overheid, opdrachtgevers en de ontwerp-, bouw- en technieksector samen optrekken om de gebouwde omgeving versneld te helpen digitaliseren. Hierbinnen wordt onder meer gewerkt aan het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO). Dit is een stelsel van uniforme afspraken die het mogelijk moet maken dat de verschillende partners in de bouwketens data op betrouwbare en veilige wijze kunnen gebruiken en delen.

Naast samenwerkingsmogelijkheden biedt de digitale transformatie architecten ook nieuwe ontwerpmogelijkheden. 23 procent van de architectenbureaus heeft reeds ervaring met parametrisch ontwerpen: een manier van ontwerpen waarbij algoritmes op basis van data en variabelen (parameters) een ontwerp kunnen (helpen) genereren. Dit biedt veel voordelen. Zo maakt parametrisch ontwerpen complexe geometrische vormen mogelijk en kan een algoritme probleemloos vele mogelijke oplossingen simuleren, waaruit vervolgens de meest (kosten)efficiënte, duurzame of simpelweg optimale oplossing ‘berekend’ kan worden. Andere nieuwe mogelijkheden die digitale transformatie biedt, zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid om een ontwerp middels virtual, augmented of mixed reality tot leven te brengen (reeds toegepast door 35 procent van de architectenbureaus) of om door middel van sensoren het gebruik van een gebouw te monitoren en te optimaliseren (reeds toegepast door 18 procent van de bureaus) (Rutten 2021).

Digitale transformatie in de architectuur

De eerste grafiek in onderstaande figuur toont welke digitale toepassingen door architectenbureaus het meest gebruikt worden, op basis van enquêteonderzoek door Rutten 2021. Geselecteerd zijn hieruit alle toepassingen die door minstens 10 procent van de ondervraagde bureaus gebruikt worden. De tweede grafiek toont de mate waarin architecten- en ingenieursbureaus naar eigen zeggen hun informatie en data hebben gedigitaliseerd, op basis van enquêteonderzoek van het CBS (2022a, 2022c). Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

% van de respondenten
% van de respondenten

Bronnen: Rutten 2021, CBS 2022a, CBS 2022c

Hoewel digitale transformatie dus grote kansen biedt, signaleren bureaus verschillende belemmeringen die een verdere of snellere digitalisering in de weg staan. Binnen de eigen organisatie zijn een gebrek aan investeringsvermogen (met name voor kleinere bureaus), vaardigheden, kennis en prioriteit de vaakst genoemde belemmeringen. Voor de branche als geheel wordt er daarnaast ook gewezen op ketenpartners en/of opdrachtgevers die niet (in gelijke mate) meewerken, alsook de veiligheid van gegevens. Als belangrijkste behoeften worden dan ook kennis, gekwalificeerd personeel, ondersteuning en medewerking van de opdrachtgever genoemd (Rutten 2021).

Belangrijkste knelpunten bij digitalisering in de architectuur

Onderstaande figuren tonen welke belemmeringen architectenbureaus bij digitalisering in de weg staan, zowel binnen de eigen organisatie als voor de branche als geheel (Rutten 2021). Hierbij worden alleen de belemmeringen getoond die door minstens 10 procent van de ondervraagde bureaus genoemd werden. Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

% van de respondenten
% van de respondenten

Bron: Rutten 2021

Ook op het gebied van archivering speelt de digitale transformatie een belangrijke rol. Het Nieuwe Instituut in Rotterdam werkt bijvoorbeeld aan het digitaliseren van de Rijkscollectie voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw. Dit kreeg vanaf 2019 een impuls middels het programma Architectuur Dichterbij, dat zich richt op het vergroten van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de architectuurcollectie. Digitalisering en het toegankelijk maken van de digitale collectie zijn hier belangrijke onderdelen van.

Audiovisueel

Zoals ook op de domeinpagina Audiovisueel van de Cultuurmonitor beschreven wordt, hadden de coronamaatregelen een grote impact op het bioscoopbezoek en op de machtsverhoudingen binnen het audiovisuele veld. Streamingplatforms zagen een grote groei – zowel in het aantal aanbieders als in het aantal gebruikers – terwijl bioscopen een sterke daling in het aantal bezoekers noteerden.

Verhouding bioscopen en video on demand

Onderstaande grafiek toont de omzet van bioscopen en filmtheaters naast de omzet uit video-on-demand-diensten (Mees et al. 2022).

Bron: Mees et al. 2022

De groei van deze subscription-video-on-demand (SVOD) aanbieders, waarbij je met een abonnement geselecteerde titels kunt bekijken, bleef ook in 2022 aanhouden. Zo verwelkomde Netflix in het vierde kwartaal van 2022 wereldwijd 7,7 miljoen nieuwe abonnees, al zag het platform in de eerste helft van het jaar voor het eerst sinds 2011 het aantal abonnees (met circa 970.000) afnemen (Netflix 2023). In Nederland werd het aantal Netflix-abonnees in 2020 op circa 3,6 miljoen abonnees geschat (ANP et al. 2020). Los van deze cijfers is er een beperkte beschikbaarheid van (betrouwbare) marktcijfers en data vanuit en over streamingdiensten. Zo ziet Jonathan Mees van het Filmfonds hoe moeilijk het is om, zelfs als maker, inzicht te krijgen in hoe vaak er naar producties wordt gekeken – Netflix deelt bijvoorbeeld voornamelijk cijfers over hun top 20 meest bekeken shows. Een poging om meer inzicht te krijgen in het Nederlandse streamgedrag vindt onder andere plaats via het Nationaal Media Onderzoek (NMO), dat via kijkerspanels, metingen op televisietoestellen en andere onderzoeksmethodes het crossmedia-gedrag van de Nederlandse populatie in kaart probeert te brengen.

Niet enkel de grotere streamingdiensten zoals Netflix, Videoland en Disney+ zijn populair in Nederland: ook Prime Video, Apple TV+ en CineMember maken hun opmars. Streamingdiensten bundelen steeds vaker de productie, distributie en exploitatie van audiovisuele producten, waar dit voorheen aparte schakels in de keten waren. Ook dit is een aspect van de veranderende machtsverhouding. Dit zorgt vooral bij onafhankelijke producties voor problemen, constateert Jonathan Mees van het Filmfonds, aangezien deze én moeilijker financiering krijgen én gebonden zijn aan een specifiek publiek mochten zij op een groot streamingplatform terechtkomen. Kijken we specifiek naar documentaires, dan merkte het panel van de expert-sessie Documentaire in beweging tijdens IDFA 2022 op hoe ‘de streamingplatforms over een groot en sterk internationaal distributieplatform beschikken, iets wat, met het oog op bereik van documentaires, erg waardevol kan zijn’ (Houtman 2022).

Een andere recente ontwikkeling is dat streamingdiensten zoals Netflix experimenteren met release- en marketingstrategieën door films tegelijkertijd in de bioscopen en online te lanceren, zoals gebeurde met blockbuster The Gray Man in 2022. Daarnaast kan er ook een samenwerking tussen bioscopen en VOD-platformen ontstaan waarbij de bioscopen delen in de omzet. Zo brengt Picl, een transactional-video-on-demand (TVOD) platform waarbij je eenmalig betaalt om een film te bekijken, enkel films uit die op dat moment ook in de bioscopen draaien. Het platform won aan populariteit tijdens de coronacrisis en ziet verschillende voordelen van virtuele cinema: beter en preciezer databeheer, grote mogelijkheden tot (internationale) samenwerkingen, het kunnen vertonen van méér films en het diversifiëren van het aanbod. Ook onderzoekt Picl momenteel waar en wanneer in het selectieproces een kijker besluit een film on- of offline te willen bekijken. In dit verband ziet Koen de Groot (NVPI) hoe streamingdiensten vóór corona niet zoveel invloed op bioscoopbezoek hadden: de meest fanatieke streamers gingen juist ook het vaakst naar de film. De coronaperiode schopte echter alles flink in de war – grotere titels trekken nog steeds bezoek, maar voor kleinere titels is dit een stuk lastiger geworden. De Nederlandse bioscopen trokken in 2022 25 miljoen bezoeken; 32 procent minder dan het gemiddelde over 2017-2019, maar wel 75 procent meer dan in 2021 (NVBF et al. 2022, 2023).

Hoewel streamingplatforms in Nederland veel gebruikers kennen, trekken volgens Stichting Kijkonderzoek grote en ‘traditionele’ televisiezenders als NPO, RTL en Talpa nog altijd méér kijkers (Melchers 2022). Ook is een trend als cord-cutting – je abonnement op lineaire televisie opzeggen en uitsluitend online TV nuttigen – in Nederland nog minder gaande dan in de Verenigde Staten. Wel is er een lichte daling in het ‘lineair’ televisie kijken:  uit onderzoek van het Commissariaat voor de Media blijkt dat de voorkeur voor televisie in 2022 is afgenomen ten opzichte van 2019, en de voorkeur voor socialmediaplatformen en on demand-diensten is toegenomen. Voor het kijken van nieuws en informatie heeft televisie wel nog steeds de voorkeur boven andere manieren van kijken, al stijgt de voorkeur voor het kijken van nieuws en informatie via socialmediaplatformen in de jongste leeftijdsgroep (13-19 jaar) sterk. Verder zien we dat YouTube en Netflix door deze jongste leeftijdsgroep het meest gebruikt worden om video te kijken – al worden deze platforms eveneens veel gebruikt in de leeftijdsgroep 20-34 en 35-49 jaar. In 2019 stonden er nog vijf lineaire televisiezenders in de top tien meest gebruikte zenders en diensten van de jongste leeftijdsgroep televisiekijkers; in 2022 zijn dat er slechts drie (Slabbekoorn et al. 2022).

Ook op het gebied van archivering vinden er digitale ontwikkelingen plaats. Uit een enquête uit 2020 blijkt de digitaliseringsgraad van audiovisueel materiaal tussen 2017 en 2019 te zijn gestegen. 42 procent van de respondenten – waaronder Beeld en Geluid en het Eye Filmmuseum, maar ook overheidsarchieven en omroepen – gaf in 2019 aan meer dan de helft van het analoge audiovisuele materiaal te hebben gedigitaliseerd, in 2017 was dit nog slechts 34 procent. De digitaliseringsgraad is vooral hoog onder omroepen; 55 procent had meer dan de helft van het analoge audiovisuele materiaal gedigitaliseerd. Ook respondenten die een overige instelling vertegenwoordigen noemen over het algemeen een hoge digitaliseringsgraad: 64 procent van hen had meer dan de helft van het analoge audiovisuele materiaal gedigitaliseerd (Mulder et al. 2020).

Digitaliseringsgraad audiovisuele archieven

Onderstaande figuren tonen op basis van een kleinschalige enquête (N=67) hoeveel procent van hun archief ondervraagde instellingen in 2019 gedigitaliseerd hadden. Zo is in de grafiek te lezen dat 20 procent van de ondervraagde musea tot een kwart van het archief gedigitaliseerd had (Mulder et al. 2022). 

% van alle respondenten

Bron: Mulder et al. 2022

Beeldende kunst

Tijdens de coronajaren moesten musea en presentatie-instellingen dicht – een aanvankelijk vreemde gewaarwording voor deze op fysieke ervaring gerichte plekken. In allerijl bedachten instellingen uiteenlopende online museale ervaringen: virtuele rondleidingen rondom de tentoonstelling, versnelde digitalisering van de collectie en bijbehorende updates van de website, sterkere aanwezigheid op sociale media en toenemende aandacht voor digitaal erfgoed en de toegankelijkheid ervan (soms geschaard onder de trendy term living archives: het tegenovergestelde van een gesloten archief met nauwelijks interactie of activatie). Vanuit musea  en presentatie-instellingen werd, met of zonder coronasteun, gefocust op meer middelen voor digitale aanwezigheid. In hoeverre is deze aandacht gebleven? En stappen bezoekers weer even gemakkelijk over de fysieke drempel als vóór de crisis? Dat laatste is, helaas, nog niet met een eenduidig ‘ja’ te beantwoorden. De Museumvereniging schat de bezoekcijfers voor 2022 in op 18,2 tot 23,8 miljoen tegenover de 32,6 miljoen uit 2019 (Verhoog et al. 2022).

Museumbezoeken

Onderstaande grafiek toont het aantal museumbezoeken in Nederland voor de jaren 2019, 2020 en 2021, naast het geschatte aantal bezoeken in 2022 (Verhoog et al. 2022).

n

Bron: Verhoog et al. 2022

Wel zien we dat in 2021 driekwart van de musea online activiteiten aanbood, waarover meer in de Erfgoed-sectie van deze pagina. Het percentage van hun collectie dat musea via het internet toegankelijk maakten, was afhankelijk van hun grootte (Verhoog et al. 2022).

Digitale toegankelijkheid museumcollecties

Onderstaande grafiek toont welk deel van hun collectie musea via het internet publiek toegankelijk hebben gemaakt, naar museumomvang. Zo hebben grote musea 78 procent van hun collectie digitaal ontsloten. Deze cijfers zijn exclusief twee grote musea met grote achterstanden bij de digitalisering van hun collectie (Verhoog et al. 2022).

%

Bron: Verhoog et al. 2022

Het digitale museumaanbod dat sinds het begin van de coronacrisis het populairst bleek onder bezoekers, waren socialmedia-activiteiten (benoemd door bijna 60 procent van de ondervraagde musea in Europa), gevolgd door videocontent (42 procent) en virtuele rondleidingen (28 procent). Qua aanbod nam vooral het aantal posts op social media toe (67 procent van de musea zag hierin een toename), alsook de hoeveelheid videocontent (39 procent van de musea zag hierin een toename) (Nemo 2021). Van de Nederlandse musea bood in 2021 driekwart van de musea ten minste één online activiteit aan, al was dit onder kleine musea 59 procent. Het aantal bezoekers van museumwebsites steeg van 126 miljoen in 2019 naar bijna 149 miljoen in 2021 (Verhoog et al. 2022).

Kijken we breder dan de (kunst)musea, dan blijkt dat bij ruim 54 procent van de kunstgaleries het fysieke bezoek in meer of mindere mate is afgenomen, al is de omvang van het personeelsbestand nagenoeg gelijk gebleven. De kunstverkoop verschuift veelal naar online: de online omzet verdubbelde bijna in een jaar tijd en in 2020 haalde 22 procent van de galeries de helft of meer van de omzet uit verkoop via het internet (Dijksterhuis et al. 2022).

Een belangrijke meerwaarde van het online aanbod en de digitale aanwezigheid van musea en presentatie-instellingen is het internationaal bereik. Interessant is dat sommige kleinere instellingen dit bereik zien als een van de voornaamste redenen om niet alleen hybride culturele events te (blijven) organiseren waarbij on- en offline bezoekers samen het programma kunnen beleven, maar zelfs volledig online te gaan. Een voorbeeld is The Hmm, platform voor inclusieve internetcultuur. Hun vrijheid in hybride experimenten, waaronder het event The Hmm @ 4 locations (simultaan georganiseerd op vier plekken in Nederland én online) leidde tot bewondering bij grotere culturele instellingen, die het zien als een voedingsbodem voor hun eigen digitale portefeuille.

Naast een breder internationaal bereik vergroot de mogelijkheid tot virtueel beleven ook de toegankelijkheid van evenementen, en biedt het mogelijkheden om de ecologische voetafdruk van sprekers en bezoekers te verkleinen. Dat dit tevens bij kunstenaarsresidenties een rol kan spelen, ziet Esther van Rosmalen van Witte Rook te Breda. Hun kunstenaars beseften dat je tijdens de (aanvankelijke) onderzoeksfase prima digitaal kan werken, waardoor het principe van tijd, ruimte en context opengegooid wordt, alsook een groter bereik mogelijk is onder kunstenaars die niet in Nederland dan wel Europa gevestigd zijn.

Inspiratie voor Witte Rook is bijvoorbeeld het Museet for Samtidskunst te Roskilde (Denemarken), dat de fysieke tentoonstellingsruimte volledig heeft opgegeven om zich te richten op een grootschalige online component: een website waarop onder andere werken voorzien worden van extra context, meer (en multimedialer) dan bij een fysieke tentoonstelling mogelijk is. Daarnaast zijn experimenten met het toevoegen van digitale applicaties of immersieve ervaringen bij tentoonstellingen de afgelopen jaren sterk toegenomen, waaronder het gebruik van VR of AR binnen museale opstellingen, livestreams, performances of een zogeheten Museum of the Future. De grote vraag blijft echter hoe te verdienen aan deze online uitingen. De Museumvereniging beaamt dit, maar ziet ook hoe online experimenten kunnen dienen als een manier om de bezoekerservaring te verdiepen én een eerste, laagdrempelige aanraking met het museum kunnen bieden. 

Design

Digitalisering is al sinds tijden een ongoing process, waarbij vooral de designsector vanaf het begin met nieuwe innovaties en ontwikkelingen heeft meebewogen. Zo omschrijft de Monitor creatieve industrie 2021 dat digitalisering de belangrijkste as is waarlangs innovatie in de creatieve industrie plaatsvindt (Rutten 2022, 13). Design is de snelstgroeiende bedrijfstak van de creatieve industrie, en de opkomst van digital design – waarbij designcompetenties worden gecombineerd met digitale skills zoals software ontwikkeling en het toepassen van kunstmatige intelligentie (AI) – heeft design meer dan ooit op de kaart gezet (Rutten 2022, 34). Digitale transformatie is inmiddels echter onderdeel van vrijwel élke ontwerppraktijk, zij het als middel om mee te werken of als doel om met het eigen ontwerp na te streven. De mate en vorm waarin digitalisering gebruikt wordt in de ontwerppraktijk verschilt per subcategorie werkenden en bedrijven in de designsector– dit varieert bijvoorbeeld van een zelfstandig werkend illustrator tot een bureau dat bewegwijzering voor vliegvelden ontwerpt.

Cijfers over de sectorbrede digitale transformatie van design zijn lastig in beeld te brengen, dankzij de veelzijdigheid van het domein en de vele tussenvormen en overlappingen met andere sectoren (zowel binnen als buiten de cultuursector). De Monitor creatieve industrie rapporteert echter al sinds de eerste uitgave in 2014 over de bedrijfstak digital design en diens sterke groei. Ook bij deze bedrijfstakzijn de statistieken moeilijk traceerbaar omdat sommige bedrijven staan geregistreerd als softwareontwikkelaars, anderen als reclamebureaus en weer andere als designers (Rutten 2022, 122).

Voor designers is het samenwerken met andere disciplines binnen en buiten het ontwerpveld van belang voor het (helpen) oplossen van zogenoemde wicked problems en het bijdragen aan maatschappelijke opgaven. Er zijn tal van innovatieve, tech-savvy (social) design projecten te noemen waarbij digitalisering of digitale innovatie een specifieke rol speelt in die samenwerkingen. Een kleine greep uit het Dutch designers Yearbook 2022 (Kroesbergen et al. 2022) is bijvoorbeeld The Solar Biennale/The Energy Show in Het Nieuwe Instituut en geroemde projecten binnen de Dutch Design Awards zoals WTFFF!?, BuyCloud en het werk van Cream on Chrome.

Opvallende trends in digitale transformatie en design die verder in gesprek met de sector over deze themapagina naar voren komen, zijn bijvoorbeeld de snelle opmars van AI (die sommige ontwerpers omarmen als een ‘nieuwe collega’, maar die anderen als een bedreiging zien), het experimenteren met en toepassen van immersieve content (waarvoor ter ondersteuning hiervan het CIIIC-programma in oprichting is), datagedreven werken (wat steeds belangrijker wordt voor veel verschillende ontwerppraktijken), digitale co-creatie platforms en circulaire ontwerpketens en de invloed die de coronapandemie heeft gehad op digitalisering.

De coronapandemie werkte in de designsector als katalysator voor positieve verandering, bij ontwerpprocessen, de communicatie over die processen en de focus die ontwerpers legden. De lockdowns gaven sommige ontwerpers tijdelijk de ruimte om meer onderzoek te doen, te experimenteren, vrij werk te maken of hun praktijk een ander accent te geven – zo vertelt Madeleine van Lennep, directeur van BNO, in het Dutch designers Yearbook 2022 (Staal 2022).  Een opvallend gevolg van de coronapandemie was dan ook de (lichte) stijging in het aantal subsidieaanvragen bij het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, met name in de categorie ‘vormgeving en design’, en specifiek voor de projectsubsidies waarin ontwerpers op hun praktijk reflecteren (zie de grafiek hieronder). De digitale skills van ontwerpers zijn bovengemiddeld hoog en de BNO Branchemonitor 2022 laat dan ook zien dat hybride werken sinds corona standaard is geworden bij 84 procent van de design bureaus (Hattum et al. 2022). Toch heeft de pandemie ook gezorgd voor een tekort op de arbeidsmarkt: bureaus hebben veel openstaande vacatures, er is met name vraag naar creatief talent (Ibid.). Digitale makers, vooral zij die programmeren en in korte tijd een groot inkomen voor zichzelf kunnen genereren, kozen ervoor zich te herscholen of simpelweg van baan te veranderen tijdens of na de coronacrisis. De pandemie heeft enerzijds gezorgd voor het stilvallen of omvallen van praktijken, anderzijds is er grote mobiliteit en krapte op de arbeidsmarkt ontstaan.

Subsidies Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Deze grafiek laat het aantal subsidieaanvragen voor projectregelingen zien voor de categorieën ‘vormgeving en design’ en ‘digitale cultuur’ binnen het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. De cijfers hebben betrekking op het aantal in behandeling genomen aanvragen. Vormgeving en design kende in 2020 nog vijf rondes, dit is in 2021 teruggebracht naar vier rondes. De beperkende maatregelen door de coronapandemie werden van kracht na ronde 2 en ronde 3 in 2020 voor respectievelijk digitale cultuur en vormgeving en design.

n

Bron: Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Erfgoed

Erfgoed weerspiegelt en vertelt verhalen over onszelf en de wijze waarop wij als samenleving naar onze omgeving kijken. Digitale transformatie speelt bij het vertellen van die verhalen een belangrijke rol. Digitalisering helpt erfgoed ook voor de toekomst bewaard te houden, maar bovenal zorgt het ervoor dat erfgoedcollecties aan elkaar gekoppeld kunnen worden, dat ze toegankelijker worden, en dat ze gebruikers in staat stellen om nieuwe, diversere en rijkere verhalen over erfgoed te vertellen (Netwerk Digitaal Erfgoed 2021). Vanuit de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed – uitgevoerd door het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) – werkt de erfgoedsector daarom aan het verbinden van erfgoedcollecties vanuit het perspectief van gebruikers, om zo erfgoed beter vindbaar te maken en het gebruik ervan te vergroten. Centrale begrippen hierbij zijn ‘houdbaar’, ‘zichtbaar’ en ‘bruikbaar’.

Onder ‘houdbaar’ valt het op lange termijn veiligstellen en beschikbaar houden van informatiebronnen. Het is moeilijk om heel precies te duiden voor welk deel van het erfgoed dit reeds gerealiseerd is, maar toch zijn er – met de nodige kanttekeningen – enkele cijfers beschikbaar. Zo had in 2017 de helft van 127 ondervraagde Nederlandse erfgoedinstellingen tot een kwart van hun collectie gedigitaliseerd; de gemiddelde digitalisatiegraad bedroeg 35 procent (DEN 2017). In een onderzoek uit 2021 werden enigszins vergelijkbare percentages gevonden: hierin gaf 57 procent van de organisaties aan tot een kwart van de collectie te hebben gedigitaliseerd (Kemman et al. 2021).

Dat het echter zeer lastig is om deze cijfers te duiden, blijkt bijvoorbeeld wanneer we inzoomen op musea. In de genoemde enquête uit 2021 bleek dat de helft van de ondervraagde musea maximaal een kwart van de collectie had gedigitaliseerd (Kemman et al. 2021). Uit cijfers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt echter dat van de totale museumcollectie een aanzienlijk deel is gedigitaliseerd: in 2020 oplopend van 54 procent bij natuurhistorische musea tot 81 procent bij volkenkundige musea (RCE 2021a). Voor dit verschil zijn verschillende verklaringen mogelijk.

Hoewel het precieze aandeel dus lastig is vast te stellen, stijgt de digitaliseringsgraad bij het grootste deel van de erfgoedinstellingen. In 2021 was deze bij 53 procent van de ondervraagde instellingen toegenomen ten opzichte van 2019, bij 35 procent ongeveer gelijk gebleven en bij 10 procent afgenomen (Kemman et al. 2021).

Digitaliseringsgraad erfgoedcollecties

Onderstaande figuren tonen enkele cijfers over de digitaliseringsgraad van erfgoedcollecties in Nederland. Figuur 1 laat zien hoe ondervraagde erfgoedinstellingen de digitaliseringsgraad van hun eigen collectie inschatten (DEN 2017, Kemman et al. 2021). Figuur 2 toont de digitaliseringsgraad van museumcollecties, naar soort museum (RCE 2021a). Figuur 3 toont ten slotte de antwoorden op de vraag hoe volgens erfgoedinstellingen de digitaliseringsgraad van hun collectie veranderd is tussen 2019 en 2019 (Kemman et al. 2021). Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

% van de respondenten
%
% van de respondenten

Bronnen: DEN 2017, Kemman et al. 2021, RCE 2021a

Niet al het gedigitaliseerde erfgoed is evenwel ook publiek toegankelijk en zichtbaar. In een enquête uit 2017 gaven ondervraagde erfgoedinstellingen aan dat gemiddeld 37 procent van hun digitale collectie online toegankelijk was (DEN 2017). Enigszins vergelijkbaar is het aandeel van de totale museumcollecties dat online publiek toegankelijk is: dit lag in 2020 tussen de 33 procent voor geschiedkundige musea tot 65 procent voor volkenkundige musea (RCE 2021b). Deze cijfers zijn echter lastig te interpreteren, omdat het per collectie sterk kan verschillen wát er dan precies digitaal toegankelijk is. Zo richtte in 2021 29 procent van de erfgoedinstellingen zich volledig of voornamelijk op kwantitatieve ontsluiting, terwijl 36 procent juist volledig op voornamelijk op kwalitatieve ontsluiting focuste (Kemman et al. 2021).

Een andere manier om zicht te krijgen op de omvang van het publiek toegankelijke digitale erfgoed, is door te kijken naar enkele grote platforms waar verschillende digitale collecties samenkomen. Zo zijn via CollectieNederland.nl begin 2023 ruim 7,1 miljoen objecten uit de collecties van zo’n 200 musea en andere cultuurinstellingen doorzoekbaar. Via Europeana worden daarnaast zo’n 53 miljoen digitale objecten uit heel Europa ontsloten, waarvan er in juli 2022 ruim 9,6 miljoen van 94 Nederlandse instellingen afkomstig waren (Europeana Foundation 2022).

Er gebeurt veel om de zichtbaarheid van dit erfgoed te vergroten. Zo zet de campagne Geheugen van Nederland zich in om een podium te geven aan de talloze verhalen die ons digitaal erfgoed herbergt. Ook de coronapandemie bood een kans om het publiek online met erfgoed kennis te laten maken. Zo bood een groot deel van de musea in 2020 online activiteiten aan – al leek dit aanbod weer iets af te nemen in 2021 (CBS 2022d).

Digitaal aanbod van musea

De eerste grafiek in onderstaande figuur toont welk deel van de museumcollecties publiek toegankelijk is via internet, uitgesplitst naar verschillende soorten musea (RCE 2021b). De tweede grafiek laat zien welke online activiteiten musea aanboden in de coronajaren 2020 en 2021 (CBS 2022d). Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

%
%

Bronnen: RCE 2021b, CBS 2022d

Het doel van deze inspanningen is dat gebruikers het beschikbare aanbod ook gaan gebruiken. De laatste jaren zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd met als doel te komen tot een gestandaardiseerde methode om dat gebruik in kaart te brengen (Graauw et al. 2020, Huysmans 2021, Graaf 2022). De inzichten die reeds beschikbaar zijn, vallen in drie vormen uiteen. Op de eerste plaats zijn dat bereikcijfers: het aantal bezoekers dat websites met digitaal erfgoed bezoekt en het aantal pagina’s dat zij bekijken. In onderstaande grafiek zijn hierover cijfers opgenomen.

Bereik van digitale erfgoedcollecties

Onderstaande figuur toont het gemiddelde aantal erfgoedobjecten, bezoekers, paginaweergaven en sessies op erfgoedsites en gemengde sites in 2020 (Kemman et al. 2021). In dit gemiddelde zijn de cijfers van de KB niet meegenomen omdat deze uitzonderlijk hoog zijn en het gemiddelde zouden vertekenen (Kemman et al. 2021).

Gemiddeldes

Bronnen: Kemman et al. 2021, Graaf 2022

Daarnaast zijn er inzichten bekend uit enquête-onderzoek. Daaruit blijkt onder meer dat 96 procent van de bevolking minstens enigszins geïnteresseerd is in erfgoed, dat een aanzienlijk deel van hen ook zelf activiteiten uitoefent op het gebied van erfgoed, en dat het merendeel van hen hierbij ook het internet gebruikt. Met name het rondkijken en opzoeken van informatie, lezen van artikelen en kijken naar foto’s en video’s wordt veel gedaan. Om dit gebruik overzichtelijk in kaart te brengen, zijn door het NDE gebruikersprofielen voor de omgang met digitaal erfgoed opgesteld. Hiervan zijn de profielen ‘Intens beleven’, ‘Browsen en ontdekken’, ‘Gericht informatie verwerven’ en ‘Rondom fysieke bezoeken’ veruit het meest voorkomend. ‘Delen’, ‘Creëren met objecten’, ‘Co-creëren in community’, ‘Leren’, ‘Gamen’ en ‘Creëren met datasets’ komen minder vaak voor (Mulder et al. 2019, Kemman et al. 2021).

Gebruik van digitaal erfgoed

De grafieken in onderstaande figuur tonen enkele inzichten uit enquête-onderzoek naar het gebruik van digitaal erfgoed. De eerste figuur toont welke erfgoedactiviteiten ondervraagden beoefenen, en in welke mate hierbij internet gebruikt wordt (Kemman et al. 2021). De tweede figuur specificeert daarbij de meest voorkomende manieren waarop het internet gebruikt wordt (Kemman et al. 2021). De derde figuur toont ten slotte negen vormen van omgang met digitaal erfgoed, en het aandeel respondenten dat deze wel eens uitvoert. Hierbij zit een klein verschil tussen de data van 2019 en 2021. De data over 2019 betreffen het aandeel respondenten ten opzichte van de groep mensen die geïnteresseerd is in erfgoed. De data over 2021 betreffen het aandeel respondenten ten opzichte van de groep mensen die wel eens internet gebruikt bij de eigen erfgoedactiviteiten (Mulder et al. 20219, Kemman et al. 2021). Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

%
% van de respondenten
% van de respondenten

Bronnen: Mulder et al. 2019, Kemman et al. 2021

Ten slotte zijn er op basis van interviews meer kwalitatieve onderzoeksresultaten beschikbaar over de mate waarin en de manier waarop verschillende doelgroepen digitaal erfgoed gebruiken, zoals (geestes)wetenschappers, mensen met een creatief beroep en docenten (Mulder et al. 2019, Kemman et al. 2021).

Games

Al vanaf de eerste games zijn videogames inherent digitaal. Van een digitale transformatie kun je binnen dit domein dan ook niet echt spreken. Toch verandert ook de game-industrie voortdurend door nieuwe digitale en online mogelijkheden.

De belangrijkste verandering heeft zich waarschijnlijk voorgedaan op het gebied van distributie. In pakweg de afgelopen 15 jaar heeft fysieke distributie via bijvoorbeeld cartridges of cd’s grotendeels plaatsgemaakt voor digitale distributie via online platforms (en recenter bijvoorbeeld via abonnementsdiensten en cloud gaming). Dit is een zeer significante ontwikkeling, omdat op deze platforms ook plek ontstond voor meer kleinschalige, innovatieve, persoonlijke en kunstzinnige games. In combinatie met een toenemende beschikbaarheid van software en kennis om games te maken, hielp digitale distributie zo de diversiteit van het aanbod te vergroten. Hierdoor konden games zich als cultureel medium verder ontwikkelen (Schrijen 2022).

Digitale distributie van games

In Nederland spelen naar schatting zo’n 7,4 tot 7,6 miljoen mensen games. In 2022 gaf zo’n 18 procent van de bevolking aan in de afgelopen 3 maanden via internet games te hebben gekocht of hier abonnementskosten voor te hebben betaald. Binnen de 27 landen van de Europese unie was dit gemiddeld 8 procent (CBS 2022b, Eurostat 2022).

%

Bronnen: CBS 2022b, Eurostat 2022

Aan de productiezijde maakt digitale distributie het mogelijk om na de release van een spel nog verbeteringen of aanvullingen uit te brengen die een speler kan downloaden. Hiermee wordt de levensduur van een spel verlengd, al betekent het ook dat een game minder snel ‘af’ is: soms wordt er jaren na release nog aan gewerkt.

Voor consumenten heeft de ‘online transformatie’ de game-ervaring verbreed door het mogelijk te maken deze samen met anderen te beleven Veel mensen spelen games online: met of tegen vrienden of onbekenden. Online gamen heeft bovendien e-sports mogelijk gemaakt: wedstrijden waarin vaak professionele gamers het in competitieverband tegen elkaar opnemen.

Aandeel mensen dat online gamet

Het is moeilijk vast te stellen hoeveel mensen er in Nederland precies online gamen. Daar komt bij dat online gamen twee betekenissen kan hebben. Er kan mee bedoeld worden dat iemand een spel speelt dat volledig online draait, of dat iemand een spel online met anderen speelt. Uit een enquête van het Mulier Instituut (n=2.426) bleek 48 procent van de ondervraagden van 16 jaar en ouder in 2019 een spel online gespeeld te hebben. Daarvan speelde 60 procent tegen anderen (Dool 2019). Uit jaarlijks enquête-onderzoek onder het LISS-panel blijkt dat ruim 30 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder online spellen speelt. Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

% van de respondenten
% van de respondenten

Bronnen: Dool 2019, LISS-panel

Ook is het door sociale media en de opkomst van streaming makkelijker geworden om game-ervaringen met anderen te delen. Daar is tevens een groot publiek voor: steeds meer mensen kijken naar anderen die games spelen of naar e-sportwedstrijden.

Op het gebied van archivering biedt digitalisering de kans om oude games – die vaak bewaard zijn op fysieke dragers met een beperkte levensduur – voor toekomstige generaties te bewaren en speelbaar te houden. Tegelijkertijd hebben moderne games als gevolg van de digitale transformatie ook kenmerken gekregen die archivering kunnen bemoeilijken, zoals het feit dat ze door updates constant kunnen blijven veranderen, soms alleen werken als ze verbonden zijn met bepaalde online diensten, of enkel aangeboden worden in digitale winkels waar ze van de ene op de andere dag uit kunnen verdwijnen.

Archivering van games

Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid collectioneert Nederlandse games, in nauwe samenwerking met rechthebbenden en met de Nederlandse Games Canon als leidraad. In november 2022 bevatte de collectie van Beeld en Geluid 170 Nederlandse games.

n

Bron: correspondentie met Beeld en Geluid

Hoewel bovengenoemde ontwikkelingen de game-industrie zelf betreffen, is het noemenswaardig dat games ook een belangrijke rol spelen in de digitale transformatie van andere domeinen. Zo worden de virtuele werelden van games al gebruikt om concerten in te geven, als decor voor filmproducties, in leesbevordering of als virtuele musea.

Letteren

Digitale transformatie binnen de letteren is te zien op verschillende vlakken, waaronder de distributie en het gebruik van e-books, online verkoop van al dan niet fysieke boekhandels, en digitale innovatie binnen de creatie van literatuurproducten zelf. Hierover leven niettemin nog allerlei vragen. Wat verwacht een lezer bijvoorbeeld van een digitaal (publicatie)platform, wat kan een digitale drager betekenen voor de leeservaring, en welke literatuur wil de consument wel of juist niét digitaal aanschaffen en/of nuttigen?

Een eerste ontwikkeling is te vinden in het gebruik van digitale dragers als e-readers en tablets. Mede door de coronapandemie is het aandeel Nederlanders dat met enige regelmaat een e-book leest, gestegen van 38 procent in 2020 naar 43 procent in 2021. Het grootste deel van de lezers combineert digitaal lezen met het lezen van gedrukte boeken – slechts 6 procent van de lezers leest uitsluitend digitaal (Stichting Lezen 2021). Zodoende is het e-book geen directe concurrent van het papieren boek. E-books worden relatief vaker gelezen door mensen boven de 50 jaar, terwijl luisterboeken relatief vaker beluisterd worden door de groep 25 tot 49-jarigen (KVB Boekwerk 2021, Nagelhout et al. 2021). Bij de keuze voor een e-book of papieren boek kan ook de functie van het lezen een verschil maken: uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een e-book zich (iets) minder goed leent voor lezen voor het begrip (non-fictie) dan voor lezen voor het plezier (fictie) (Stichting Lezen 2022).

Kijken we naar het uitleengedrag bij bibliotheken, dan worden e-books voornamelijk uitgeleend door leden tussen de 40 en 70 jaar. Daarbij wordt er meer fictie (88 procent voor e-books, 68 procent voor luisterboeken) dan non-fictie uitgeleend. Dit is ook terug te zien in de collectie, waarbij 73 procent van de e-books en 66 procent van de luisterboeken fictie betreft. Het aantal digitale uitleningen, alsook het aantal digital only-abonnementen nam de laatste jaren gestaag toe, met een versnelling in 2020. Het aantal uitgeleende e-books steeg van 3,9 miljoen in 2019 naar 5,6 miljoen in 2020, al nam dit weer iets af naar 5,4 miljoen in 2021. Iets vergelijkbaars geldt voor het aantal uitgeleende luisterboeken: dit steeg van 1,8 miljoen in 2019 naar 2,6 miljoen in 2020, waarna het in 2021 afnam tot 1,9 miljoen (Bibliotheekinzicht 2022).

Aanbod en gebruik landelijke digitale bibliotheek

Onderstaande grafieken tonen het aantal beschikbare e-books en luisterboeken in de landelijke digitale bibliotheek, alsook het aantal uitleningen hiervan (Bibliotheekinzicht 2022b). Via de tabbladen bovenaan de figuur kan tussen de beide grafieken gewisseld worden.

n
n

Bron: Bibliotheekinzicht 2022b

Verleggen we de aandacht van de bibliotheek naar de boekwinkel, dan blijkt allereerst dat de boekenmarkt de afgelopen jaren gegroeid is. Lezers kochten in 2021 ruim 43 miljoen boeken; de afzet groeide met 5 procent en is daarmee de hoogste in tien jaar tijd. Fysieke boekwinkels en het online verkoopkanaal hebben echter een andere ontwikkeling doorgemaakt. Bij het online verkoopkanaal is zowel de afzet als de omzet in 2021 met 20 procent gegroeid. Het is daarmee het tweede jaar op rij van grote groei in het online domein – een gevolg van de ontwikkelingen die voortkomen uit de coronapandemie. Bij het fysieke verkoopkanaal is de afzet in 2021 gedaald met 7 procent en de omzet met 5 procent, waarmee we voor het tweede jaar op rij juist een grote daling zien. In vergelijking met 2019 is de afzet in de fysieke boekwinkel in 2021 16 procent lager, en de omzet 15 procent. Sinds 2020 is het online kanaal daardoor goed voor het merendeel van de totale omzet, en sinds 2021 ook voor meer dan de helft van de totale afzet (KVB Boekwerk 2022a). In 2022 lijkt de fysieke winkels het relatief iets beter te hebben gedaan dan de e-commerce: zo steeg de omzet van fysieke winkels met 25 procent terwijl die van de online winkels daalde met 11 procent (KVB Boekwerk 2023). Hetgeen lezers in de boekhandel kopen, verschilt echter van wat ze online kopen. Online wordt relatief meer non-fictie verkocht (studieboeken of boeken over management, beide weinig aanwezig in de fysieke winkels), terwijl in fysieke boekhandels voornamelijk fictie en kinderboeken gekocht worden (KVB Boekwerk 2022b).

Ook de afzet en omzet van (Nederlandstalige) e-books steeg in 2020, om te stagneren in 2021. Niettemin maken e-books slechts circa 5 procent van de totale boekomzet uit (KVB Boekwerk 2022a). Binnen de omzet uit e-books steeg het aandeel van e-bookabonnementen, van 23 procent in 2020 naar 27 procent in 2021 (KVB Boekwerk 2022c).

Fysieke boekwinkels en e-commerce

Onderstaande grafieken geven inzicht in (de ontwikkeling van) het aandeel van fysieke boekwinkels en het e-commercekanaal in de totale boekomzet en -afzet (KVB Boekwerk 2022a). Via de tabbladen bovenaan de figuur kan tussen de beide grafieken gewisseld worden.

%
%
Indexcijfers met 2017=100

Bron: KVB Boekwerk 2022b

Organisaties zoals De Schrijverscentrale merkten tijdens en na de pandemie hoezeer online een verrijking kon zijn: zo werden tal van online initiatieven aangeboden voor de bevordering van leescultuur, zoals het in 2020 gestarte Schrijver op je scherm. Literaire festivals gingen meer online programmeren, en doen dat deels nog steeds. Ook zijn er enkele nieuwe spelers op de markt die digitaal lezen op een geheel nieuwe manier bekijken: bijvoorbeeld het vaak gebruikte Wattpad, een platform dat voornamelijk lezers tussen de 12 en 26 jaar aantrekt, waarop gesprekken omtrent (voornamelijk) fictie) actief gevoerd worden via chat. Ook BookTok, een trend op het populaire platform TikTok met tal van boekentips, bewerkstelligt aandacht voor de letteren vanuit een jonge groep lezers van wie vaak gedacht wordt dat zij niet of weinig lezen.

Andere platformen voor digitaal lezen en/of beleven zijn bijvoorbeeld het platform voor luisterboeken Fluister (concurrent van Storytel), de app Immer die lezen via tablets verrijkt en vergemakkelijkt, en het online magazine van De Gids genaamd DIG (De Internet Gids), dat sinds 2010 allerlei online experimenten met multimedia en literatuur uitvoert. Een voorbeeld is interactive fiction , dat reeds bestaat sinds het ontstaan van het internet maar vooralsnog geen echte opmars maakt. De vorm bestaat uit literaire teksten die via een interactieve vorm op een webbrowser of andersoortig programma beleefd worden. Een ander digitaal genre is ‘Instagram poëzie’, dat goed laat zien hoe poëzie ook in de digitale omgeving weet te floreren: zo heeft de dichteres Rupi Kaur ruim 4,5 miljoen volgers op Instagram.

Podiumkunsten

Misschien nog wel belangrijker dan in andere domeinen is bij de podiumkunsten de fysieke, live ervaring. De energie van een zaal, de interactie met de artiest, de muziek die je niet alleen hoort maar ook voelt… Dat neemt niet weg dat ook in de podiumkunsten de digitale ervaring de fysieke ervaring steeds meer aanvult en verrijkt.

Dat gebeurt op de eerste plaats binnen voorstellingen. Zo bieden digitale technologieën nieuwe mogelijkheden op het gebied van beeld, licht, geluid en special effects (SBB 2020). Maar ook rondom producties biedt digitale transformatie kansen, bijvoorbeeld in het via een app aanbieden van extra informatie tijdens een voorstelling, of voor relevante randprogrammering of educatieprogramma’s. De digitalisering van ticketsystemen biedt daarnaast veel mogelijkheden en inzichten op het gebied van publieksdata. Zo maakt DIP een koppeling tussen kaartverkoopsystemen, waardoor het mogelijk wordt om op grote schaal geaggregeerde en geanonimiseerde publieksdata en verkoopdata te analyseren (DIP z.j.).

Digitale transformatie biedt daarnaast aanvullende mogelijkheden om het publiek te bereiken. In de muziekindustrie is dit niets nieuws: al sinds 2015 komt het grootste deel van de omzet uit opgenomen muziek voort uit digitale distributie, voornamelijk via streamingplatforms als Apple Music en Spotify (NVPI 2022). Deze omslag heeft het voor artiesten tevens mogelijk gemaakt om meer zelf te doen en meer direct met hun publiek te interacteren.

Muziekstreaming

De grafieken in onderstaande figuur bieden inzicht in muziekstreaming. De eerste grafiek toont de aandelen van fysieke en digitale distributie binnen de omzet van de Nederlandse muziekindustrie (NVPI 2022). De tweede grafiek laat zien welk deel van de Nederlanders digitaal muziek koopt, of betaalt voor een muziekstreamingdienst (CBS 2022b, Eurostat 2022). Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

%
% van de respondenten

Bronnen: NVPI 2022, CBS 2022b, Eurostat 2022

Hoewel ook live optredens en voorstellingen soms wel al eerder digitaal als stream of videoregistratie werden aangeboden, nam dit digitale aanbod pas echt sterk toe als gevolg van de coronamaatregelen in 2020 en 2021. Een groot deel van de podia, artiesten en gezelschappen bood in de coronajaren livestreams, archiefbeeld of andere online content aan, en wist daarmee veel mensen te bereiken. Zo programmeerden de 77 gezelschappen die in 2020 meerjarige subsidie van het Fonds Podiumkunsten ontvingen en lid zijn van branchevereniging NAPK, in beide jaren bijna 300 online voorstellingen, die door ruim 1,3 miljoen mensen bekeken werden (Draaijers 2022). Hoewel de focus in 2022 weer meer is komen liggen op fysieke voorstellingen, blijft een deel van de gezelschappen online voorstellingen aanbieden.

Tijdens de coronapandemie bood het digitale domein ook mogelijkheden voor amateurkunstenaars. De grote meerderheid van de beoefenaars die lessen, cursussen of workshops volgde binnen één van de domeinen in de podiumkunsten, deed dit ten minste deels online. Een (kleiner) deel van de beoefenaars vond bovendien online ook een plek om kunst ten tonele of ten gehore te brengen (Neele et al. 2022).

(Gebruik van) online podiumkunstaanbod

De eerste figuur in onderstaande grafiek laat zien hoeveel online voorstellingen de 77 gezelschappen programmeerden die in 2020 meerjarige subsidie van het Fonds Podiumkunsten ontvingen en lid zijn van de NAPK, alsook door hoeveel mensen deze in totaal bekeken werden (Draaijers 2022). De tweede figuur biedt inzicht in het gebruik van online cultuureducatie in 2021 (Neele et al. 2021). Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

Aantal voorstellingen: n / Aantal bezoekers: n x 1.000
% van de respondenten

Bronnen: Neele et al. 2021, Draaijers 2022

Grote stappen worden daarnaast gezet in het digitaliseren van het podiumkunstverleden. Vanuit Podiumkunst.net wordt er momenteel gewerkt aan het verbinden van verschillende podiumkunstcollecties, zodat deze uiteindelijk allemaal vanuit één centraal dienstenplatform doorzoekbaar zijn. Daarnaast werkt Podiumkunst.net op verschillende manieren aan deskundigheidsbevordering en het stimuleren van creatief hergebruik van gedigitaliseerd materiaal, om zo de podiumkunstensector te helpen in de digitale transformatie. De belangrijkste bottlenecks die organisaties daarbij in de weg staan, zijn een gebrek aan tijd (61,0% van de ondervraagden), prioriteit (51,2%) en middelen (29,3%) (Podiumkunst.net 2022).

Stand van zaken digitalisering archieven podiumkunstensector

De grafieken in onderstaande figuur tonen enkele resultaten van een kleinschalig onderzoek naar de digitalisering van podiumkunstarchieven onder 49 organisaties (Podiumkunst.net 2022). Zie voor een ouder onderzoek daarnaast Faun et al. 2016. Via de tabbladen boven de figuur kan gewisseld worden tussen de verschillende grafieken.

% van de respondenten
% van de respondenten
% van de respondenten

Bron: Podiumkunst.net 2022

Conclusie

De inventarisatie op deze pagina laat zien dat digitale technologieën op heel verschillende manieren in de culturele en creatieve sector ingezet worden. Een duidelijke overeenkomst zit echter in de grote mogelijkheden die deze inzet biedt: om dingen te creëren die eerder onmogelijk waren, om nieuw publiek te bereiken en aangesloten te blijven bij het publiek van de toekomst, en om ervoor te zorgen dat in die toekomst de kunst uit het verleden en het heden ook nog beschikbaar is. Tegelijkertijd worden in veel domeinen vergelijkbare belemmeringen gezien die het verduurzamen van de digitale transformatie in de weg kunnen staan: in het bijzonder een gebrek aan investeringsvermogen en kennis. Hierdoor wordt er tevens voor gevreesd dat vooral grotere organisaties op digitale transformatie kunnen inzetten en hiervan de vruchten kunnen plukken.

Een belangrijke conclusie van deze eerste inventarisatie is dat momenteel vooral data beschikbaar lijken te zijn over het gebruik van digitale technologieën bij productie, distributie, consumptie en archivering. Veel minder inzichtelijk is echter hoe organisaties hierdoor daadwerkelijk en fundamenteel veranderen, op het gebied van onder meer cultuur, strategie, processen, relaties en vaardigheden van de medewerkers. Eén van de ambities in de verdere doorontwikkeling van deze pagina is dan ook om in samenwerking met onder meer DEN te onderzoeken hoe deze noodzakelijke kennis versterkt kan worden.

Een tweede ambities is om in de toekomst ook de raakvlakken met de andere thema’s in de Cultuurmonitor verder te verkennen. Wat betekent de digitale transformatie voor digitale én fysieke cultuurparticipatie? En voor de beroepspraktijk van makers? In welke mate draagt digitalisering bij aan een gelijkwaardigere cultuursector? Vergroot of verkleint digitale transformatie de ecologische duurzaamheid van de sector?

Daarnaast hopen we in toekomstige updates van deze pagina meer aandacht te besteden aan belangrijke technologische ontwikkelingen die grote invloed kunnen gaan hebben op de sector. Zo staat op dit moment – mede door de release van het programma ChatGPT eind 2022 (Schellevis 2022) – artificiële intelligentie (AI) volop in de aandacht. Hoewel nog geenszins perfect, kan AI al onder meer teksten, beeld en muziek genereren op een behoorlijk bruikbaar niveau. Het is duidelijk dat dit grote kansen biedt, maar in de toekomst evenzovele grote vragen gaat oproepen. Daar willen we op deze pagina in de toekomst graag plek aan bieden.

Meer weten over het thema Digitale transformatie?

Veel informatie over digitale transformatie in de culturele sector en over hoe je als cultuurprofessional of culturele organisatie stappen kunt zetten in het proces van digitale transformatie, is beschikbaar via DEN, Kennisinstituut cultuur & digitale transformatie. Via de Kennisbank van de Boekmanstichting zijn daarnaast circa 2.300 publicaties beschikbaar die te maken hebben met digitalisering in de culturele sector. Met de optie ‘Verfijn zoekresultaat’ is het mogelijk om specifieker binnen deze resultaten te zoeken.

Literatuur

ANP en Bright (2020) ‘“3,6 miljoen Nederlanders abonnee van Netflix”’. Op: www.rtlnieuws.nl, 16 juni.

BARB (2022) ‘Netflix signs up to BARB’. Op: www.barb.co.uk, 12 oktober.

Batchelor, J. (2022) ‘GamesIndustry.biz presents… the year in numbers 2022’. Op: www.gamesindustry.biz, 20 december.

Blokland, R. (2022) ‘Nederlandse film: een digitale vondeling’. Op: www.nrc.nl, 11 januari.

BNA (2021) ‘Architectenbureaus zien de kansen van digitalisering’. Op: www.bna.nl.

Bibliotheekinzicht (2021) ‘Dossier bibliotheekstatistiek 2020: de digitale bibliotheek’. Op: www.bibliotheeknetwerk.nl.

Bibliotheekinzicht (2022) ‘Dossier bibliotheekstatistiek 2021: de digitale bibliotheek’. Op: www.bibliotheeknetwerk.nl.

BIM Loket (z.j.) ‘Wat is BIM?’. Op: www.bimloket.nl.

CBS (2022a) ‘ICT-gebruik bij bedrijven; bedrijfstak, 2021’. Op: opendata.cbs.nl, 1 april.

CBS (2022b) ‘Internetaankopen; persoonskenmerken’. Op: opendata.cbs.nl, 21 oktober.

CBS (2022c) ‘ICT-gebruik bij bedrijven; bedrijfstak, 2022’. Op: opendata.cbs.nl, 7 december.

CBS (2022d) ‘COVID tabellenset musea 2020-2021’. Op: www.cbs.nl, 23 december.

DEN (2017) ENUMERATE / de digitale feiten 2016-2017. Den Haag: DEN Kennisinstituut Digitale Cultuur.

DEN (2022) ‘Digitale transformatie: wat is het en wat bereik ik ermee?’. Op: www.den.nl, 9 november.

Derix, B., N. Nieuwlaat en T. Huigen (2022) Trendonderzoek: digitalisering in de bouwsector. Eindhoven: Markeffect B.V.

DIP (z.j.) ‘Waarom DIP?’. Op: www.dip.nl.

Dijksterhuis, E. en M. Gielen (2022) Onderzoek kunstmarkt 2021. Amsterdam: Nederlandse Galerie Associatie.

Dool, R. van den (2019) Gamen & esport in Nederland: van breedtesport naar topsport. Utrecht: Mulier Instituut.

Draaijers, A. (2023 – te verschijnen) Impact coronacrisis op leden van de NAPK. Amsterdam: Boekmanstichting.

Europeana Foundation (2022) The Netherlands and Europeana: an overview. Den Haag: Europeana Foundation.

Eurostat (2022) ‘Internet purchases – goods or services (2020 onwards)’. Op: ec.europa.eu, 30 maart.

Faun, H., N. Stroeker en R. de Vreede (2016) Inventarisatie cultuurproducerende instellingen. Zoetermeer: Panteia.

Fonds Podiumkunsten (2018) ‘Digitalisering’. Op: www.magazine-on-the-spot.nl.

Govers, C. (2017) Nulmeting bereik digitaal erfgoed. S.l: GfK.

Graauw, C. de en Q. van Aerts (2020) Indicatoren Digitaal Erfgoed Zichtbaar: raamwerk voor meting van doelbereik. Rijen: Claudia de Graauw.

Graaf, M. van der (2022) Indicatoren gebruik digitaal erfgoed: resultaten onderzoek en voorstel voor implementatie. Amsterdam: Pleiade Management en Consultancy BV.

Hattum, R. et al. (2022) Branchemonitor 2022. Amsterdam: Beroepsvereniging Nederlandse Ontwerpers.

Houtman, A. (2022) Documentaire in beweging (verslag). Amsterdam: Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie.

Huysmans, F. (2021) Naar een geharmoniseerde meting van gebruik en impact van digitaal erfgoed: een Plan van Aanpak. S.l.: Netwerk Digitaal Erfgoed.

Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (2022) Duurzame digitale toegankelijkheid rijkscollectie: een verkenning. Den Haag: Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed.

Jansen, S. en J. van de Merbel (2022) Hét managementboek voor digitale transformatie: van technologie tot verdienmodel. Zeist: VMN Media.

Jones, R. (2022) ‘“Making music is about making assets for social media”: pop stars battle digital burnout’. Op: www.theguardian.com, 18 februari.

Kemman, M. et al. (2021) Stand van het Nederlands digitaal erfgoed 2021: 1-meting naar aanleiding van het Intensiveringsprogramma 2019-2021. Utrecht: Dialogic innovatie & interactie.

Kroesbergen, F. (red.) (et al.) (2022) Dutch designers yearbook: dd’22. Rotterdam: NAi010 uitgevers.

KVB Boekwerk (2021) ‘Digitaal lezen: e-reader of smartphone?’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 19 mei.

KVB Boekwerk (2022a) ‘Verkoopcijfers 2021’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 15 maart.

KVB Boekwerk (2022b) ‘Verkoopkanalen in 2021’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 15 maart.

KVB Boekwerk (2022c) ‘Bijna 2 miljoen meer boeken verkocht in 2021’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 15 maart.

KVB Boekwerk (2023) ‘Verkoopkanalen in 2022’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 26 januari.

Mees, J., T. van Tuijl, M. Wijdenes en K. de Groot (2022) Film facts & figures of the Netherlands: summer 2022 issue. Amsterdam: Nederlands Filmfonds.

Melchers, F. (2022) ‘Netflix is niet de grootste: reguliere tv wint het (nog) van streamingdiensten’. Op: www.nu.nl, 24 november.

MMF (2022) The MMF digital burnout report. Londen: Music Managers Forum.

Mulder, J. et al. (2019) Onderzoek stand van zaken digitale toegankelijkheid en gebruik Nederlands erfgoed. Den Haag: KWINK groep.

Mulder, J., S. Compagner en E. Verbruggen (2020) Trendmonitor audiovisuele collecties in Nederland 2020. Hilversum: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Nagelhout, E. en C. Richards (2021) Rapportage boekenbranche meting 56: themameting digitaal lezen. Amstelveen: GfK.

Neele, A. en Z. Zernitz (2021) Kunstzinnig en creatief in de vrije tijd: monitor amateurkunst 2021. Utrecht: LKCA.

Netflix (2023) Final Q4 22 shareholder letter. Los Gatos: Netflix.

NEMO (2021) Follow-up survey on the impact of the COVID-19 pandemic on museums in Europe: Final Report. Berlijn: Network of European Museum Organisations.

Netwerk Digitaal Erfgoed (2021) Nationale Strategie Digitaal Erfgoed. Den Haag: Netwerk Digitaal Erfgoed en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Newzoo (2022) ‘Key numbers’. Op: www.newzoo.com.

NVBF en FDN (2022) Historisch slecht jaar voor bioscopen en filmtheaters. Amsterdam: Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters en Filmdistributeurs Nederland.

NVBF en FDN (2023) Bioscoopjaar 2022 ziet begin noodzakelijk herstel. Amsterdam: Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters en Filmdistributeurs Nederland.

NVPI Audio (2022) ‘Marktcijfers’. Op: www.nvpi.nl.

Podiumkunst.net (2022) Onderzoek stand van zaken digitalisering podiumkunstensector. S.l.: Podiumkunst.net.

Raad voor Cultuur (2022) Digitalisering als kans: de digitale transformatie van de culturele en creatieve sector. Den Haag: Raad voor Cultuur.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2021a) ‘Deel collectie gedigitaliseerd per museumcategorie’. Op: erfgoedmonitor.cultureelerfgoed.nl, 27 mei.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2021b) ‘Deel collectie via internet toegankelijk per museumcategorie’. Op: erfgoedmonitor.cultureelerfgoed.nl, 27 mei.

RRKC (2022) Digitale transformatie in de Rotterdamse cultuursector. Rotterdam: Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.

RTL Nieuws (2018) ‘eSports groeit in Nederland twee keer sneller dan in EU’. Op: www.rtlnieuws.nl, 28 maart.

Rutten, M. (2021) Digitale transformatie in de architectenbranche. Amsterdam: BNA.

Rutten, P. et al. (2022) Monitor Creatieve Industrie 2021. Hilversum: Stichting Media Perspectives. 

SBB (2020) Trendrapport ICT en creatieve industrie. Zoetermeer: Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).

Schellevis, J. (2022) ‘Schrijvende AI populair: “We bevinden ons op een kantelpunt”’. Op: www.nos.nl, 10 december.

Schrijen, B. (2022) ‘Games’. Op: staging.cultuurmonitor.nl, 11 juli.

SKO (2022) Jaarrapport 2021. Stichting Kijkonderzoek. Amsterdam: Stichting Kijkonderzoek.

SKO (2023) Jaaroverzicht 2022. Stichting Kijkonderzoek. Amsterdam: Stichting Kijkonderzoek.

Slabbekoorn, J. en E. Lauf (red.) (2022) Televisieaanbod en kijkgedrag 2022.  Hilversum: Commissariaat voor de media.

Staal, G. (2022) ‘Interview with Madeleine van Lennep’. In: Dutch designers Yearbook, jrg. 2022, 50-59.

Stichting Lezen (2021) ‘Aantal digitale lezers groeit’. Op: www.lezen.nl, 20 december.

Stichting Lezen (2022) ‘Begrip van e-boek minder diepgaand dan van papier’. Op: www.lezen.nl, 10 november.

Uslu, G. (2022a) Hoofdlijnenbrief cultuur 2022: herstel, vernieuwing en groei. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Uslu, G. (2022b) De kracht van creativiteit: meerjarenbrief 2023-2025. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Verhagen, L. (2023) ‘Kunstenaars starten rechtszaak: kunstmatige intelligentie maakt inbreuk op ons auteursrecht’. Op: www.volkskrant.nl, 16 januari.

Verhoog, E., R. Goudriaan, S. van Dieten, J. Visser en L. Kuiper (2022) Museumcijfers 2021. Amsterdam: Stichting Museana, Stichting Museumkaart en Museumvereniging.

Weert, S. van (2021) ‘Onderzoek DDA: 2021 kenmerkt zich door veerkracht digitale bureaus’. Op: www.marketingreport.nl, 20 december.

Gesprekspartners

We danken de volgende personen voor het delen van inzichten op verschillende momenten tijdens het schrijven van deze pagina in 2022:

  • Niels Bakker (Stichting Lezen)
  • Joris van Ballegooijen (Stimuleringsfonds Creative Industrie)
  • Bente Bergmans (Museumvereniging)
  • Maartje de Boer (RCE)
  • Bart Boskaljon (RCE)
  • Klazien Brummel (Raad voor Cultuur)
  • Annemiek van de Burgt (KB Nationale Bibliotheek)
  • Marcus Cohen (DEN)
  • Iris Daalder (NAPK)
  • Raymond Frenken (NAPA)
  • Koen de Groot (NVPI)
  • Willem Hilhorst (Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid)
  • Jennifer Hofstede (De Schrijverscentrale)
  • Dirk Houtgraaf (RCE)
  • Marieke Istha (BNA)
  • Jonathan Mees (NL Filmfonds)
  • Clayde Menso (ITA)
  • Roeland Ordelman (Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid)
  • Else Laura Rademaker (DEN)
  • Esther van Rosmalen (Witte Rook)
  • Janet Slabbekoorn (Commissariaat van de Media)
  • Jorien Scholtens (Commissariaat van de Media)
  • Monique in het Veld (Podiumkunst.net)
  • Senne Vercouteren (Raad voor Cultuur)
  • Tanja Zuijderwijk (freelance adviseur voor digitale projecten in de cultuursector, o.a. voor Het Nieuwe Instituut)

Verantwoording beeld

Oerol 2022 / Fotografie: Lisa Maatjens